maandag 7 december 2015

De evolutietheorie

• Waarom is de term 'natuurlijke selectie' beter dan 'survival of the fittest'? Omdat bij een natuurlijke selectie het veel dieper gaat dan alleen de 'sterkste.' Bij een natuurlijke selectie gaat het om het organisme die zich het beste kan aanpassen aan de natuur en dus zijn omgeving. Het gaat dus om de uiterlijke kenmerken van het dier. Een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn: je hebt sterke rode mieren en zwakke gele mieren. Doordat de omgeving een gelig oppervlak heeft, vallen de rode mieren veel meer op en worden deze sneller opgepikt door volgels, terwijl de gele mieren rustig door kunnen werken. 


De evolutietheorie... 
De evolutietheorie is de natuurwetenschappelijke verklaring voor de evolutie van vele verschillende soorten die leven op aarde. De theorie beschrijft een proces. In dit proces veranderen erfelijke eigenschappen binnen een populatie van organismen. In de loop van de verandering in generaties ontstaat er genetische variatie, voortplanting en natuurlijke selectie. 

Darwins evolutietheorie beweert in principe erfelijkheid. Organismen kunnen namelijk bepaalde eigenschappen doorgeven aan hun nakomelingen. Niet alle eigenschappen kunnen worden doorgegeven, zo kan bijvoorbeeld spiermassa niet worden doorgegeven, maar stress wel. Een erfelijke eigenschap kon op verschillende manieren worden doorgegeven en hoeft zich niet altijd in directe nakomelingen te uiten. Het kan ook een generatie overslaan. 
Verder beweerde Darwin ook met zijn theorie dat organismen wel qua uiterlijk kunnen veranderen, maar niet genetisch. Organismen zijn namelijk fylogenetisch. Dit houdt in dat de afkomst van een dier begint bij één soort. Neem bijvoorbeeld de vele verschillende volgels: deze zijn allemaal afkomstig van één vink, maar de soorten hebben zich vervolgens verspreid over verschillende plekken en zich dus aangepast aan verschillende omgevingen. Het aanpassen aan een omgeving is gerelateerd aan het ontstaan van een nieuw soort. 
Populaties kunnen volgens de evolutietheorie wél genetisch veranderen. Als dit gebeurd, gaat het als volgt: Er vind natuurlijke selectie plaats en er vind variatie plaats, door mutaties. Hierna is er sprake van voortplanting waarbij gunstige genen, die zijn ontstaan door mutaties, worden doorgegeven. 

Bij dieren gaat het altijd om een natuurlijke selectie, terwijl bij mensen het ook kan gaan om een 'kunstmatige selectie.' Men kan bijvoorbeeld planten met elkaar mengen, zodat deze kan overleven in een bepaalde omgeving. 

Aan het einde van de les kregen wij een filmpje te zien van een zonnedauw die gevoed werd. Omdat ik eerlijk gezegd nooit eerder van een zonnedauw gehoord had, heb ik thuis een beetje research gedaan. De zonnedauw is een geslacht van vleesetende planten in de Zonnedauwfamilie. Deze plant heeft een glinsterende, kleverige substantie aan zijn tentakeltjes, waarmee het insecten kan lokken, vangen en verteren.
Het filmpje was behoorlijk lang, waardoor ik aan het einde een beetje me aandacht verloor. Na het filmpje werden twee vragen gesteld, die ik als volgt heb beantwoord:

1. Wat heeft de zonnedauw met de evolutietheorie te maken?
- Ik denk dat de zonnedauw veel te maken heeft met de evolutietheorie, omdat je deze plant kan vergelijken met een vogel. Vogels hebben namelijk verschillende snavels, en de vleesetende planten ook als het ware. De zonnedauw kan met zijn glinsterende, kleverige substantie namelijk insecten lokken en vangen en vervolgens verteren. Ook bij de vleesetende planten zit dus een evolutie in de verschillende vorm van overleven. De substantie aan de tentakeltjes heeft namelijk invloed op wat de plant kan eten en dus hoe die kan overleven. 

2. Hebben planten zenuwen en spieren?
- Nee, aan planten kunnen we drie hoofdorganen onderscheiden: de wortel, stengel en het blad. Deze bevatten dus geen spieren of zenuwen, maar hebben wel elk hun eigen functie. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten