dinsdag 24 november 2015

Hiërarchische indeling


'God had immers alles geschepen'
Linnaeus maakte gebruik van een soort indeling, maar niet van domeinen. Hij had wat misconcepten, maar was een zeer gelovige man. Linnaeus dacht net zoals Aristoteles, dat soorten onveranderlijk waren. Hij erkende geen rassen of plaatselijke variëteiten tussen een soort. Ook erkende Linnaeus geen verwantschap, soorten konden wel op elkaar lijken, maar waren toch anders.

Ernst Haeckel was de eerste onderzoeker die een evolutie erkende. Hij zag in dat er ontwikkeling in leven was. Hij zij dan ook dat 'de mens een sluitstuk was van een evolutie.' Hiermee bedoelde hij dat de ontwikkeling van leven richting de mens ging.
Haeckel was een onderzoeker die zijn eigen theorie had, maar verder door ging op de gedachte van Darwin.


In het menselijke lichaam worden alle processen vastgelegd door eiwitten, waarvan de opbouw vast ligt in onze genen. Door een indeling op grond van DNA-kenmerken en aanwezigheid van celkernen, kon er dan door verdere wetenschap een onderscheid worden gemaakt van domeinen en rijken. Tot nu toe kent men dan ook een onderscheid tussen drie domeinen:

Prokaryoten (cellen zonder celkern).
     - Bacterie (echte bacterie)
     - Archaea (oer bacterie)
 • Eukaryoten (organisme met een celkern). 
     Hieronder zijn dan drie rijken te onderscheiden:
     - Fungi / schimmels: deze hebben geen bladgroenkorrels, maar wel een
                                       celkern.
     - Plantae / planten: Deze hebben bladgroenkorrels en een celkern. 
     - Animalia / Dieren: Deze hebben geen bladgroenkorrels en ook geen
                                       celkern. 


Een autotroof organisme heeft geen andere organismes nodig om voort te bestaan. Deze maakt namelijk gebruik van fotosynthese om zichzelf te voeden. Een herterotroof organisme hier in tegen is wel afhankelijk van andere organismes. 


STAMMEN
Het dierenrijk is ingedeeld in acht stammen. Deze zijn ingedeeld op grond van: 
• Symmetrie
   - asymmetrisch, veelzijdig of tweezijdig. 
• De bouw van het skelet
   - afwezig, inwendig of uitwendig. 

Een voorbeeld is: De afdeling van de gewervelden heeft een inwendig skelet en is tweezijdig
                             symmetrisch.


KLASSE
De afdeling van de gewervelden is ingedeeld in vijf klassen. Deze zijn ingedeeld op grond van:
Huid
Ademhaling
• Manier van voortplanten 
• Lichaamstemperatuur
Op grond van deze vier kenmerken, worden de klassen bepaald. De 5 klasse van gewervelden zijn: Zoogdieren, Vissen, Amfibieën, reptielen en vogels. 

Een voorbeeld is: De klasse van een zoogdier heeft een behaarde huid, levendbarend, heeft inwendige 
                             bevruchtingen, zoogt jong en heeft een constante lichaamstemperatuur. 


ORDE EN FAMILIE
Binnen de zoogdieren heb je ook nog verschillende ordes, waarbij ook weer een onderscheid wordt gemaakt in families. 
Een voorbeeld is: Een kat en een hond behoren niet tot dezelfde familie, maar wel behoren zij beide 
                             tot de orde van de carnivora. De kat behoord verder bij de familie: Felidae, en de 
                             hond bij de familie: Canidae. 

Steeds weer zijn er onderscheidende factoren aanwezig. Zo kan er ook een onderscheid worden gemaakt tussen het geslacht. Hiermee wordt niet bedoeld of het dier een mannetje of vrouwtje is, maar gaat het om het 'karakter.' Een wilde- en een huiskat lijken namelijk ontzettend veel op elkaar, maar doen heel anders. Of twee vogeltjes kunnen sprekend op elkaar lijken, maar zingen anders. 




maandag 23 november 2015

Inleiding

Ontwikkeling, leven & verschijnselen. 

Drie woorden die mij doen denken aan Evolutie, de ontwikkeling van alles wat leeft. Evolutie gaat om het leven, de wetenschap ervan en het bewustwordingsproces van waar wij als 'mens' staan. Om hierbij een inzicht en overzicht te krijgen kennen wij het begrip: Ordening. 

Levende natuur is biotisch. Dit houdt in dat deze natuur levensverschijnselen moet vertonen om een evolutie te kunnen maken. Alle levende natuur, zelfs een eencellig organisme, is opgebouwd uit cellen. Levenloze natuur hier in tegen is abiotisch en bevat dus geen cellen. 
De primitieve levensverschijnselen die de levende natuur moet vertonen is: 
• Ademhalen.
• Voeden. 
• Uitscheiden. 
• Bewegen.
• Groeien / Ontwikkelen. 
• Voortplanten.
• Waarnemen. 
Een virus heeft een aantal van deze levensverschijnselen, maar is een geval apart. Hij bestaat namelijk niet zonder gastheer. 

Taxonomie is een indeling van soorten zoals individuen, groen en objecten. Dit geeft niet alleen een overzicht, maar reduceert ook informatie dat leidt tot nieuwe overzichten en wetmatigheden. Aristoteles was de eerste taxonoom die men kent. Hij probeerde alle dieren in de delen, waarbij hij een ordening gebruikte van hoog naar laag. Hierbij was de mens het hoogste en een plant het laagste. 


Aristoteles dacht dat er geen evolutie was. Hij was van mening dat soorten onveranderlijk waren. Dus als een soort een soort was, zou die altijd die soort blijven. Wel konden dieren, volgens hem, spontaan uit levende materie ontstaan. Dit noemde hij een 'Spontane generatie.'

Naar mate de natuur zich ging ontwikkelen en de planten geld begonnen op te leveren, kregen mensen interesse in de natuur. Er ontstond een handel in de natuur, waardoor mensen zich in planten gingen verdiepen. Men ontdekte dat de groei van een plant beïnvloed kon worden. 

Linnaeus was een plantkundige die zei: 'God schiep, Linnaeus ordent.'
Linnaeus ordende namelijk de wereld in drie rijken: mineralen-rijk, plantenrijk en dierenrijk. Ook werkte Linnaeus met binomiale nomenclatuur. Hierbij krijgt elk organisme twee namen in het Latijns. 1. Genus (geslacht). 
2. Soortnaam. 

Tot slot behandel ik het begrip: Hiërarchische indeling. Dit is een indeling van hoog naar laag.